Elk jaar hetzelfde dilemma. Een T-shirt is te koud, maar een volledige winteroutfit is nog niet nodig. De oplossing: laagjes, laagjes en nog meer laagjes. Speel met verschillende texturen en zorg ervoor dat je lagen draagt die je uit kan trekken als de zon zich laat zien. Hier leggen we je de basics uit van layering.
Laag #1: lange mouwen
Begin met een shirt met lange mouwen gemaakt van een dunne stof. Kies een shirt met een ronde hals zodat je niet helemaal bedekt bent, wel zo prettig wanneer de zon gaat schijnen. Draag er een lange spijkerbroek onder. En nu je zelfs jurken over je jeans kan dragen is de tweede laag kiezen nog makkelijker geworden.
Laag #2: Shirt, een trui of een jurk
Ga voor een effen kleur in je onderlaag zodat de tweede laag een mooi patroon kan hebben. Match het patroon met de onderste laag zodat het er als een geheel uitziet. Speel met verschillende soorten stoffen om contrasten te creëren in je outfit. Over een effen shirt kun je een jurk met spaghettibandjes dragen, een pullover of een blouse.
Laag #3: Bomber of trenchcoat
Voor de buitenste laag die je vooral buiten de deur zal dragen kies je dit seizoen uiteraard een jas. Met een dikke, gewatteerde bomberjas maak je een casual of stoere look af. Met een trenchcoat creëer je een mooie taille in je herfstlook.
